Kamerbrief Triazolenresistentie Aspergillus

Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat er locaties zijn in het milieu (‘hotspots’) waar de omstandigheden zodanig zijn dat zich bij Aspergillus (omvat zo’n 200 schimmelsoorten) resistentie tegen Triazolen (biologisch actieve stoffen tegen schimmels) kan ontwikkelen. Deze resistentie kan in de vorm van sporen overleven en zich verspreiden. Naar aanleiding van dit onderzoek is het RIVM met de volgende adviezen gekomen:

  1. Verder te onderzoeken of, en zo ja hoe mensen besmet worden door sporen uit deze “hotspots”
  2. De behandeling van organisch afval onder de loep te nemen en zo mogelijk zodanig aan te passen dat de groeicondities voor Aspergillus minder gunstig worden
  3. Verschillende vormen van schimmelbeheersing toe te passen in productieketens (waar de hotspots deel van uitmaken) voorafgaand aan de toepassing van azolen
  4.  Bij de inzet van fungiciden te streven naar gebruik van stoffen die effectief zijn tegen het doelorganisme én geen of een geringe selectiedruk uitoefenen op Aspergillus.

Het kabinet neemt het probleem van triazolenresistentie bij ernstig zieke patiënten met een Aspergillus infectie zeer serieus. Daarom zal het kabinet de aanbevelingen van het RIVM meenemen in zijn overwegingen ten aanzien van de vervolgmaatregelen.

In mei 2016 is in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken vervolgonderzoek gestart. In dit onderzoek, dat wordt gecoördineerd door het RIVM, wordt onder andere gekeken naar het composteringsproces in een experimentele laboratoriumopzet. Ook wordt gekeken naar de aanwezigheid en ontwikkeling van de resistente schimmel gedurende het jaar. Dit onderzoek loopt tot medio 2018 en zal naar verwachting aanvullende informatie leveren over de factoren die resistentievorming bij Aspergillus beïnvloeden.

Afgelopen 21 november heeft de Expertgroep geadviseerd:

  1. Het opzetten van een landelijke surveillance die antwoord geeft op de vragen met betrekking tot de Azolenresistente Aspergillus fumigatus. Deze surveillance is op specifieke patiëntengroepen. De surveillance dient een betrouwbaar inzicht te geven in de omvang van het probleem, alsook in het verloop van en de trends in de invasieve azolenresistente Aspergillus fumigatus bij de patiënt. De surveillance moet ook in staat zijn het effect van gepleegde interventies te kunnen monitoren.
  2. Het Centrum Infectieziektenbestrijding van het RIVM kan het initiatief nemen om een ‘expertgroep surveillance’ samen te stellen met brede inbreng uit het veld (van meerdere klinische centra en een veterinair expert). Daarbij is aanvang van de activiteiten vóór het komende influenzaseizoen is wenselijk.
  3. Op korte termijn te komen tot een goede en betrouwbare diagnostische moleculaire test. Het Radboudumc (referentielaboratorium) kan gevraagd worden hierin het initiatief te nemen. De betrokken specialismen en laboratoria kunnen daarna door bestaande structuren ((Lab)Inf@ct) geïnformeerd worden over de diagnostiek en (kiem)surveillance van Aspergillus fumigatus.

Genoemde activiteiten kunnen deels vanuit de bestaande financiële middelen bekostigd worden; voor de verbeterde diagnostiek en surveillance is mogelijk aanvullende financiering nodig.

Meer informatie over de kamerbrief-over-triazolenresistentie-aspergillus vindt u hier.

Naar ander nieuws

Back


What is going on with AMR?
Stay tuned with remarkable global AMR news and developments!

Keep me informed